Afbeelding 4.9 Ontwikkeling bestanden en databases. 
          
        
         De overgang van alfanumerieke gegevens naar multimediadocumenten heeft 
          ook gevolgen voor de manier waarop gegevens worden opgeslagen in bestanden 
          en databases. 
         De opslag van alfanumerieke gegevens vindt in de jaren zestig aanvankelijk 
          plaats in sequentiële bestanden. Gegevens worden gegroepeerd in records 
          - zoals klantgegevens in klantrecords - en staan in het bestand gesorteerd 
          op een sleutel (key), bijvoorbeeld klantnummer of klantnaam. De sequentiële 
          bestanden passen bij de dan gebruikelijke opslag op tapes. 
         Met de opkomst van de schijf als opslagmedium begint men de records 
          direct toegankelijk te maken op sleutel. Een voorbeeld is het index-sequentiële 
          bestand waarin bijvoorbeeld klantrecords via aparte indexen toegankelijk 
          zijn op klantnummer. In plaats van alle klanten te moeten doorlezen, 
          kan men nu direct de juiste klant opzoeken met behulp van het klantnummer. 
          Dit sluit aan bij de overgang van batch-verwerking naar on line-verwerking 
          waarbij het mogelijk moet zijn de klantgegevens direct op te vragen 
          op de terminal en vervolgens te wijzigen. 
         Het begin van de jaren zeventig luidt de opkomst van de databases 
          in met de hiërarchische databases zoals IMS van IBM. Daarna volgen de 
          netwerk-databases zoals IDMS en vervolgens de relationele databases 
          zoals DB2 en Oracle. Op dit moment is de relationele database de standaard. 
        
         Relationele databases
          De basis voor de opslag van gegevens in de relationele database is een 
          gegevensmodel volgens het entiteit/relatie-principe. Entiteiten zijn 
          bijvoorbeeld klant en order. Tussen de entiteiten bestaan relaties. 
          Een order hoort bij één klant en bij een klant horen verschillende orders. 
          In de relationele database wordt iedere entiteit een tabel met records 
          (rijen genoemd). De entiteit 'klant' wordt een tabel met een rij voor 
          iedere klant. De relaties tussen de entiteiten worden gelegd met sleutels. 
          Ieder orderrecord bevat het klantnummer van de klant waar hij bij hoort. 
          Het voordeel van relationele databases is dat de records in een tabel 
          niet alleen toegankelijk zijn op een sleutel, zoals klantnummer, maar 
          ook op andere zoekcriteria zoals woonplaats of adres. 
         Een database doet meer dan gegevens opslaan en opzoeken. Databases 
          zorgen ook voor zaken als:
        
        
          - toegangsbeveiliging, welke gebruikers mogen welke gegevens raadplegen 
            of wijzigen; 
 
          - beveiliging van de inhoud van gegevens door regelmatig een kopie 
            te maken en door het bijhouden van een journaal van wijzigingen; 
 
          - herstellen van de inhoud van de database bij storingen. 
 
        
         Het zijn deze extra faciliteiten die ons doen spreken van een Database 
          Management Systeem (DBMS). 
         Opslag van multimediadocumenten
          Met de opkomst van de PC en multimedia moeten we inmiddels naast gestructureerde 
          alfanumerieke gegevens ook ongestructureerde gegevens zoals tekst, tekeningen, 
          beeld en geluid opslaan. Op dit moment slaan de meeste gebruikers deze 
          gegevens op in de vorm van afzonderlijke documenten waarbij ieder document 
          één bestand is. De gebruiker heeft dus voor iedere tekst of tekening 
          een afzonderlijk bestand. Hij kan tekeningen ook in een tekst opnemen, 
          maar dan zit de tekening gekopieerd in het tekstbestand. De gebruiker 
          kan de documenten nog groeperen in directories of folders. 
         Toegankelijkheid van multimediadocumenten
          Op dit moment is een aantal softwarepakketten beschikbaar waarmee de 
          gebruiker de toegang tot documenten en de relaties ertussen kan verbeteren. 
          Dit betreft software voor tekstgeoriënteerd zoeken en voor hypertext. 
        
         Software voor tekstgeoriënteerd zoeken is software die het zoeken 
          van teksten op basis van de inhoud van de tekst ondersteunt (de zogenaamde 
          full text retrieval). De software ondersteunt ook het zoeken in teksten 
          van diverse tekstformaten en het zoeken over verschillende computers 
          in een netwerk. 
         Met hypertextsoftware kan de gebruiker in teksten en tussen teksten 
          verwijzingen en relaties leggen. Hypertext ondersteunt het interactief 
          navigeren door documenten. De gebruiker ziet verwijzingen (de zogenaamde 
          hyperlinks) in de documenten doordat bijvoorbeeld een woord een andere 
          kleur heeft. Wil hij meer weten over dat woord, dan moet hij het woord 
          aanwijzen met de muis en erop klikken. Hij krijgt vervolgens tekst te 
          zien die betrekking heeft op dat woord. Terugkeren naar de oorspronkelijke 
          tekst is mogelijk. De documenten bestaan uit tekst en illustraties. 
          Illustraties kunnen in de tekst zijn opgenomen of er kunnen in de tekst 
          verwijzingen naar aparte illustraties zijn opgenomen. 
         Multimedia databases
          De volgende fase is het opnemen van multimediadocumenten in relationele 
          databases. Een voorbeeld is Oracle Media Server, een relationele database 
          waarin ook tekst, stilstaande en bewegende beelden en geluid worden 
          opgeslagen. Voordeel van het opnemen van documenten in de database is 
          dat een relatie gelegd kan worden tussen de gestructureerde gegevens 
          en de documenten. 
         Een tweede voordeel is dat de documenten ook gebruik maken van de 
          diverse beveiligingen van het DBMS. 
         Objectbases
          De tot nu toe beschreven databases slaan alleen gegevens op. De bijbehorende 
          toepassingen staan als programma's 
          apart opgeslagen in bestanden of programmabibliotheken. Dit hangt nog 
          samen met de werkwijze waarbij de gebruiker eerst een toepassing 
          in de vorm van een programma opstart en dan pas de gegevens of documenten 
          opzoekt die hij wil bewerken. Bij de objectgeoriënteerde benadering 
          werkt dit omgekeerd. De gebruiker zoekt eerst de documenten en daarin 
          de objecten op die hij wil bewerken en krijgt het document gepresenteerd. 
          Om deze werkwijze te ondersteunen zijn speciale objectgeoriënteerde 
          databases nodig. Hierin zijn toepassingen opgeslagen als documenten 
          en objecten met een verwijzing naar de functies (methoden) waarmee ze 
          bewerkt kunnen worden. 
         De leveranciers van relationele DBMS'en zoals Oracle, IBM en Sybase 
          zijn begonnen hun DBMS uit te breiden voor multimediadocumenten. Daarnaast 
          komen er objectgeoriënteerde extensies waarmee het mogelijk is gegevens 
          en documenten op te slaan als objecten met een verwijzing naar de functies 
          die erop uitgevoerd kunnen worden. De programmatuur wordt in de database 
          opgenomen als functies (methoden) van objecten en niet meer als afzonderlijke 
          programma's. Uiteindelijk verandert het RDBMS geleidelijk in een Objectbase 
          Management System voor alle soorten objecten. 
         Parallelle verwerking
          Een aantal leveranciers is begonnen parallelle verwerking toe te passen 
          om het zoeken en bijwerken van gegevens in de database te versnellen. 
          Oracle kent reeds een parallelle versie voor bijvoorbeeld parallelle 
          nCube-computers. IBM heeft een parallelle versie van DB2 aangekondigd. 
          Parallelle verwerking is ideaal voor toekomstige zware database-servers 
          waarop grote hoeveelheden gegevens zijn opgeslagen. 
         Gedistribueerde databases
          Alle DBMS-leveranciers werken aan of leveren een gedistribueerd DBMS 
          waarin de gegevens verspreid over verschillende computers zijn opgeslagen. 
          Het probleem met de huidige gedistribueerde DBMS'en is dat ze te veel 
          uitgaan van één grote database voor alle gebruikers, waarbij de gebruiker 
          niet hoeft te weten waar de gegevens staan of van wie ze zijn. Deze 
          zogenaamde 'transparantie' voor locatie en organisatie 
          is echter een belangrijke reden dat de huidige gedistribueerde DBMS'en 
          in de praktijk niet voldoen. 
         Op zich is het juist dat de gebruiker niet hoeft te weten waar de 
          gegevens of objecten zich fysiek bevinden, maar het is wel van groot 
          belang dat het eigenaarschap van gegevens en objecten goed geregeld 
          is. Dit geldt ook voor software zoals programma's, pakketten en methoden 
          van objecten. 
         Met de groei naar een wereldwijd netwerk waarbij gebruikers (mensen 
          en bedrijven) over en weer elkaars 
          gegevens, documenten en software kunnen gebruiken, moet het gedistribueerde 
          DBMS het juridisch eigenaarschap van deze objecten ondersteunen. Hiervoor 
          geldt een aantal voorwaarden:
        
        
          - Iedere gebruiker (individuele mensen, bedrijven en andere organisaties) 
            heeft zijn eigen persoonlijke database met gegevens, objecten en software. 
          
 
          - De eigenaar bepaalt welke andere gebruikers toegang hebben tot het 
            DBMS en wat voor gebruiksrechten zij hebben. 
 
          - Het DBMS moet methoden voor navigatie bieden waarmee gebruikers 
            in het netwerk op zoek kunnen naar beschikbare gegevens, objecten 
            en software. 
 
          - Het DBMS kan ook het versiebeheer van objecten uitvoeren. 
 
        
         Samenvatting
          Wanneer aan alle voorwaarden is voldaan en de laatste problemen met 
          distributie zijn opgelost, kan bij het uitgroeien van de computernetwerken 
          tot een elektronische snelweg 
          één wereldwijde DBMS ontstaan waarin iedereen zijn eigen databases met 
          gegevens, objecten en softwarefuncties kan inrichten. Met behulp van 
          parallelle verwerking is het mogelijk de gelijktijdige toegang van veel 
          gebruikers tot zeer omvangrijke databases te ondersteunen. Via publikatie 
          in het navigatiesysteem kan men anderen toegang geven tot zijn database 
          en het recht geven objecten te kopiëren. Het DBMS houdt de versies van 
          objecten bij. Het controleert ook bij wie kopieën in gebruik zijn en 
          het ondersteunt het betalen van gebruiksrechten van objecten aan de 
          eigenaar ervan.