Homepage : EBI : structuur van de informatievoorziening : de opbouw van de informatievoorziening

Structuur van de informatievoorziening

Sectie II
Prof. dr. D.B.B. Rijsenbrij

5. De opbouw van de informatievoorziening vorig artikelvolgend artikel
Download de illustraties
behorende bij het college:
198 KB

Inleiding

De middelen die ten dienste staan van de informatievoorziening, noemen we het informatievoorzieningssysteem. In dit hoofdstuk geven we aan hoe het informatievoorzieningssysteem is opgebouwd aan de hand van het vierlagenmodel van de informatievoorziening. We geven een beschrijving van zowel de vier afzonderlijke lagen, als van de relaties tussen deze verschillende lagen. Daarbij laten we zien wat de rol is van de infrastructuur van de informatievoorziening.

Leerdoelen

Na het bestuderen van dit onderwerp moet u begrijpen:

  • uit welke lagen de informatievoorziening bestaat en wat daarin zit;
  • welke belangengroepen er zijn rond die informatievoorziening en wat hun optiek is;
  • op welke niveaus er handmatige handelingen kunnen voorkomen;
  • wat de term infrastructureel betekent voor de informatievoorziening.

De gelaagde informatievoorziening

Zoals we in het vorige hoofdstuk hebben laten zien, bestaat een informatiesysteem uit een aantal onderdelen. In onderstaand figuur is dat nogmaals schematisch weergegeven.

 

We kunnen deze onderdelen, in conceptuele zin, zien als op elkaar liggende lagen. Als we naar de informatievoorziening in zijn geheel kijken dan kunnen we dezelfde lagen onderscheiden. In het algemeen bestaat de informatievoorziening uit de volgende lagen:

  • Technische structuur
  • Gegevensstructuur
  • Informatiesysteemfuncties
  • Werkorganisatie rond de informatievoorziening

In deze paragraaf zullen we elk van deze lagen in meer detail bespreken, waarbij we aangeven wat het begrip infrastructuur in deze lagen betekent. We zullen beginnen met te definiëren wat we onder het begrip infrastructuur verstaan.

Infrastructuur

       

    Infrastructuur kan worden omschreven als:

       

    Tot de infrastructuur rekenen we alle permanent aanwezige voorzieningen die als faciliteit dienen voor een bovenliggende laag.

       

    De kernwoorden in deze definitie zijn permanent en faciliteit. Het kenmerk van de infrastructuur is dat deze stabiel is. Het is daarom van belang dat de infrastructuur voldoende vrijheid laat voor de invulling van de bovenliggende lagen. We zien hierin dus ook weer de gelaagdheid terugkomen, het is dan echter wel van belang om aan te geven hoe de lagen hiërarchisch geordend zijn.

       

    Het kenmerk van het facilitaire karakter van de infrastructuur is dat de onderdelen ervan door meerdere informatiesystemen gebruikt kunnen worden. We zouden dus ook kunnen zeggen dat de infrastructuur bestaat uit alle onderdelen van de informatievoorziening die door meerdere informatiesystemen gebruikt kunnen worden.

       

    In het vorige hoofdstuk gaven we reeds aan dat eigendom een belangrijk criterium is voor het onderscheiden van informatiesystemen. Met betrekking tot de infrastructuur kunnen we zeggen dat het eigendom van de infrastructuur bij de top van het bedrijf ligt. Het belang ervan overstijgt namelijk het belang van de eigenaren van de afzonderlijke informatiesystemen. Daarnaast heeft de infrastructuur invloed op de mogelijkheden van een bedrijf op strategisch niveau. Een slecht ontworpen infrastructuur beperkt een bedrijf namelijk in zijn mogelijkheden om te veranderen.
     

Technische structuur
 

    De technische structuur van de informatievoorziening bestaat uit:
     

    • Apparatuur (bijvoorbeeld computers, randapparatuur en opslagmedia)
    • Datacommunicatiemiddelen (bijvoorbeeld netwerkkabels en –protocollen en middleware)
    • Systeemprogrammatuur (bijvoorbeeld besturingssystemen en database-management systemen)

    In deze laag is het principe van infrastructuur duidelijk aanwezig. Volgens onze definitie van infrastructuur bestaat de technische infrastructuur van een onderneming uit alle permanent aanwezige technische voorzieningen die door meerdere informatiesystemen gebruikt worden. Het grootste gedeelte van de technische structuur is infrastructureel, omdat de meeste technische voorzieningen voor meerdere informatiesystemen gebruikt worden. Vaak is slechts een klein gedeelte van de technische voorzieningen specifiek voor één systeem, zoals barcode-lezers. In het volgende figuur is de technische infrastructuur schematisch aangegeven.

Gegevensstructuur

       

    De gegevensstructuur van de een informatiesysteem bestaat uit de gegevens en de opslagstructuren van deze gegevens. De gegevens vormen vaak het middelpunt van verschillende informatiesystemen. Dit deel van de gegevensstructuren is dan ook infrastructureel. In het volgende figuur is te zien hoe de gegevensstructuren in de informatievoorziening staan.

    Zoals in deze figuur te zien is, zijn toepassingen zoals MIS, DSS en EIS gegroepeerd rond de gegevensinfrastructuur. We zien hierin ook de aparte plaats van het data-warehouse. Het data-warehouse wordt gevuld vanuit de operationele gegevensbestanden en kan vervolgens met DSS- en EIS-toepassingen benaderd worden. Een data-warehouse bevat een eenduidige serie afbeeldingen (snapshots) van de operationele gegevens die niet gewijzigd kunnen worden.

    In het onderstaande figuur is schematisch aangegeven hoe de relatie tussen de technische infrastructuur, gegevensinfrastructuur en de informatiesystemen is.

Informatiesysteemfuncties

       

    De informatiesysteemfuncties zijn de functies die in het kader van een informatiesysteem worden uitgevoerd. Deze kunnen zowel geautomatiseerd als handmatig worden uitgevoerd. We kunnen binnen de informatiesysteemfuncties ook een infrastructureel deel onderscheiden. We spreken hierbij vaak over services die door meerdere informatiesystemen gebruikt worden. Deze services verrichten een vooraf duidelijk gedefinieerde functie waarop een informatiesysteem kan inhaken. In het onderstaande figuur staat dit schematisch weergegeven.

    Het begrip services speelt ook een rol bij het client/server principe, zoals te zien is in paragraaf 4.
     

Werkorganisatie rond de informatievoorziening
 

    Tot de werkorganisatie rond de informatievoorziening rekenen we de volgende partijen:

    • gebruikers;
    • beheerorganisatie;
    • exploitatiepersoneel.

    De gebruikers van de informatievoorziening kunnen we in twee groepen indelen, directe en indirecte gebruikers. In het volgende figuur staat aangegeven hoe deze zich tot elkaar verhouden.

    Directe gebruikers communiceren direct met het systeem, terwijl indirecte gebruikers via anderen met het systeem communiceren.

    In hoofdstuk 8 zullen we verder ingaan op de rol van de beheerorganisatie.

Het client/server principe

In de vorige paragraaf noemden we in het kader van de informatiesysteemfuncties het begrip client/server. Client/server is een informatiesysteemarchitectuur-principe waarbij een informatiesysteem is opgedeeld in een aantal afzonderlijke onderdelen die transparant samenwerken. In het volgende figuur is te zien wat de rol van middleware hierbij is. Middleware zorgt voor het transport van verzoeken van de client naar de server en van antwoorden weer terug.

Bij 3-tier client/server-applicaties wordt een applicatie opgedeeld in drie lagen:

  • Presentatie
  • Toepassingslogica
  • Data-management

Deze lagen kunnen op verschillende manieren over de client- en de server-machines worden verdeeld. In het volgende model van de Gartner group kunnen we zien welke varianten mogelijk zijn.

We kunnen dus verschillende soorten onderkennen, van volledige standalone centrale toepassingen die volledig op de server draaien tot volledige decentrale toepassingen die helemaal op clients draaien. Welke variant gekozen wordt hangt af van de benodigde performance en de gewenste beveiliging.

 Het vierlagenmodel

Zoals genoemd in paragraaf drie kunnen we de informatievoorziening schematisch indelen in vier lagen, zoals te zien is in de volgende figuur.

We zien in deze figuur dat een deel van de informatievoorziening systeemgebonden is en een deel infrastructureel. In de onderste lagen is het infrastructurele gedeelte groter en in de bovenste lagen het systeemgebonden gedeelte. Onder de technische structuur zien we nog de fysieke voorzieningen, waartoe bijvoorbeeld de kamers behoren waarin de apparatuur staat opgesteld. Deze voorzieningen maken geen expliciet deel uit van de informatievoorziening, maar zijn er wel op van invloed. In het kader van de beveiliging van een informatiesysteem kan het bijvoorbeeld nodig zijn dat apparatuur wordt neergezet op een plaats waar niet-geautoriseerde personen niet kunnen komen.

 

Aan de bovenkant van het model zien we de bedrijfsorganisatie. De werkorganisatie rond de informatievoorziening en de het handmatige deel van de informatiesysteemfuncties maken deel uit van deze bedrijfsorganisatie. In het volgende hoofdstuk laten we zien hoe deze werkorganisatie door de bedrijfsorganisatie verspreid kan worden.

 

In het volgende figuur hebben we het vierlagenmodel toegepast op het World Wide Web.

Trends

Statements

Oefeningen

  • Beschrijf de technische structuurlaag van uw bedrijf.
  • Beschrijf de gegevensstructuurlaag van uw bedrijf en de doelgroepen van deze gegevens.
  • Beschrijf de informatiesysteemfunctielaag van uw bedrijf.
  • Beschrijf de werkorganisatie rond de informatievoorziening van uw bedrijf;
  • Wie of wat is de baas over de infrastructuur bij uw bedrijf.

Vragen

  • Waarom streven we naar een vergroting van het infrastructurele deel van de informatievoorziening?
  • Wat is de relatie tussen de begrippen ‘Client/Server’ en ‘infrastructuur’?
  • Beschrijf de voor- en nadelen van centrale en decentrale gegevensopslag.
  • Waarom zijn de gegevens in een data-warehouse onveranderbaar?
  • Noem voor- en nadelen van intelligente vraagtalen.

Definities

applicatie
Een applicatie is het geautomatiseerde gedeelte van een informatiesysteem.
Een applicatie bestaat uit:

  • de applicatiegebonden gegevens en de (fysieke) opslagstructuren waarin deze gegevens zijn ingebed, en
  • de geautomatiseerde informatiesysteemfuncties; deze bestaan uit applicatieprogrammatuur die meestal draait op de technische infrastructuur; bij technische informatiesystemen komen echter ook informatiesysteemfuncties voor in de vorm van speciale apparatuur, vaak met geïntegreerde programmatuur (embedded software).

Een informatiesysteem kan bestaan uit meerdere applicaties. We hebben het hier over de softwarematige kant van een informatiesysteem.

bedrijfsgegevens
De bedrijfsgegevens vormen de inhoud van de gegevensverzamelingen die door meerdere informatiesystemen gebruikt worden.
Bedrijfsgegevens maken dus deel uit van de gegevensinfrastructuur, en moeten daarom worden beheerd op een hoger bedrijfsniveau dan dat van de individuele informatiesystemen.

besturingssysteem
Een besturingssysteem is een verzameling programma’s die uitvoering van andere programma’s regelt. Daarbij moet gedacht worden aan het toewijzen van geheugen aan programma’s en het besturen van invoer en uitvoer. Daarnaast bevat het besturingssysteem voorzieningen voor het beheer van bestanden, ondersteuning voor het gemeenschappelijk gebruik van randapparatuur en eventueel faciliteiten voor bescherming en beveiliging.

database
Een database is een verzameling records, waarvan consistentie en integriteit door een database-managementsysteem bewaakt worden.
Dikwijls bevat een database gegevens die door meerdere systemen worden gebruikt; in zo'n geval behoort de database tot de gegevensinfrastructuur. Dit is echter niet noodzakelijkerwijs het geval; in sommige situaties behoort een database tot systeemgebonden gegevens.

gegevensinfrastructuur
De gegevensinfrastructuur is een infrastructuur die bestaat uit de totaliteit van gegevensstructuren die door meerdere informatiesystemen binnen een bedrijf gemeenschappelijk worden gebruikt. Hiertoe rekenen we zowel de feitelijke gegevens als de (fysieke) opslagstructuren die eraan ten grondslag liggen.
Omdat de gegevens in de gegevensinfrastructuur beschikbaar moeten zijn op meer dan één plaats in het bedrijf, zullen ze doorgaans worden ondergebracht op gegevensdragers van een computersysteem (opslagmedia).

infrastructuur
Alle permanent aanwezige voorzieningen die als faciliteit dienen voor een bovenliggende laag.

snapshot
Een snapshot is een moment-opname van een operationele gegevensverzameling, die op een aparte plaats kan worden opgeslagen (bijvoorbeeld een data-warehouse). Zo kunnen de gegevens gebruikt worden voor verdere bewerking, zonder dat de performance van de operationele databases daardoor aangetast wordt.

systeemprogrammatuur
Systeemprogrammatuur is fundamentele, ondersteunende programmatuur die wordt gerekend tot de technische infrastructuur van een informatievoorzieningssysteem. Systeemprogrammatuur omvat onder meer besturingssystemen, programmatuur voor beveiliging tegen ongemachtigde toegang tot gegevens en programma's, compilers, transactiemonitoren, database-managementsystemen, vierde-generatiepakketten.

technische infrastructuur
De technische infrastructuur van een informatievoorzieningssysteem is de technische structuur, voor zover deze gemeenschappelijk is voor meerdere informatiesystemen.
De technische infrastructuur is een stelsel van technische voorzieningen met als doel: het ondersteunen van het functioneren van verscheidene applicaties en (meestal ook) een gegevensinfrastructuur.

technische structuur
Technische structuur is een stelsel van technische voorzieningen met als doel: het ondersteunen van het functioneren van één of meer informatiesystemen inclusief de bijbehorende gegevensstructuren. Tot technische structuur behoort onder meer: computerapparatuur, randapparatuur, opslagmedia en datacommunicatiemiddelen, aangevuld met systeemprogrammatuur.
Technische structuur wordt onderverdeeld in een gedeelte dat voor meer dan één systeem wordt aangelegd (de technische infrastructuur), en de eventuele gedeelten voor de afzonderlijke systemen (systeemgebonden technische structuur).

Literatuurverwijzingen

Voor een verdere beschrijving van de technische structuur:

[Tanenbaum, 1990] A.S. Tanenbaum. 1990. Structured Computer Organization. Prentice Hall.

[Tanenbaum, 1996a] A.S. Tanenbaum. 1996. Computer Networks. Prentice Hall.

[Tanenbaum, 1996b] A.S. Tanenbaum. 1996. Operating Systems: Design and Implementation. Prentice Hall.

Voor een verdere beschrijving van de gegevensstructuur:

[Date, 1995] C.J. Date. 1995. An introduction to data base systems. Addison-Wesley.

vorig artikelvolgend artikel
website: Daan Rijsenbrij