Automatisering: vloek of zegen?

Dr. D.B.B. Rijsenbrij

Nawoord vorig artikelvolgend artikel

Bij het nalezen van deze verhandeling bekropen mij ongewild gevoelens van onzekerheid, een veel voorkomend euvel bij mensen die lijden aan perfectionisme, een zonde die bijna net zo dodelijk is als onwetendheid. De onzekerheid wordt ingegeven door mijn idee dat er nog veel meer onderzoek zou moeten worden verricht naar de zaken die in deze verhandeling zijn opgesomd. Veel van de gebruikte terminologie is zwak gedefinieerd en als we het vergrootglas hanteren, tonen zich vele hiaten. De vraag is terecht of een nog grotere vloedgolf aan woorden zou bijdragen aan een meer fundamenteel inzicht.

De eerlijkheid doet mij bekennen dat ik het leuk vind aan dit onderwerp te werken. Een plezier dat kan worden begrepen vanuit het schoonheidsaspect van Diotima en dat lichtelijk werd vertroebeld door ego-gevoelens van de dominee te willen uithangen (maar ja, dat moet kunnen bij de VU). Het uiteindelijke opschrijven van de tekst was een zware bevalling, waarvoor de gevleugelde woorden der dichters golden: 'Tien procent inspiratie en negentig procent transpiratie'.

Zoals ik aan het begin van mijn rede probeerde te zeggen, ligt de betekenis van de rede in de klank van het gesprokene, wat ook voldoende zou moeten zijn om de bedoeling over te brengen. Ik was daarom ook in eerste instantie eigenlijk niet van plan om deze rede aan het papier toe te vertrouwen. Men zegt echter dat mijn uitspraak niet zo goed is, hetgeen het doen klinken van de ware klank kan belemmeren. Het feit dat ik (tot nog toe) niet kan omgaan met tekstverwerkers (wat sommige van mijn collegae beschouwen als een mentale handicap), bracht mij vervolgens op het idee de rede dan maar met de hand te schrijven. Mijn tijdgebrek echter en de bereidwilligheid van mijn secretaresse (Marijke van Mulligen), hebben er uiteindelijk toe geleid dat u, ondanks de vermaning van de Egyptische koning Thamos, nu naar een getypte tekst kijkt en dat ik mijn hoofd heb gebogen voor de god van de computer.

Het is gebruikelijk om bij de rede de dank te verwoorden aan allen die bewust of onbewust hebben meegewerkt aan de conditionering van mijn geest, dan wel hebben gepoogd mij zo af en toe wakker te schudden. Mijn dank gaat uit naar het rijtje dat ook al in mijn proefschrift staat vermeld, aangevuld met de vier kinderen die wij daarna hebben mogen opvoeden.

Expliciet dienen echter enkele kwaliteiten te worden vermeld van het informaticabureau CAP (met tussen haakjes de meest duidelijke exponent daarvan) die een grote invloed op mijn functioneren hebben gehad: oerhollandse nuchterheid (Chris van Breugel), gedegen formuleringen (Rob Starreveld), 'briljante' etalering (Hans Boom) en terminologische zuiverheid (Gertjan Vlasblom). De anti-autoritaire en anti-bureaucratische sfeer (Wim Heukels) houdt je met beide benen op de grond.

Mijn filosofische inspiratie is grotendeels geput uit de gesprekken die ik de afgelopen dertien jaar heb mogen voeren op de School voor Filosofie. Met nadruk noem ik hier de heren Van Oyen en Siero.

Ten slotte dient nog te worden opgemerkt dat de verschillende constateringen over de rol van de automatisering slechts behoren tot mijn verstandelijk inzicht en dat het integreren met het dagelijks functioneren een permanente worsteling blijft. Psychologen beweren zelfs dat het minstens vijf jaar duurt voor verstandelijke zaken echt doordringen in het functioneren. Doch een bekende Zeeuwse uitspraak luidt: 'Luctor et emergo.'

vorig artikelvolgend artikel
website: Daan Rijsenbrij